Een man woonde sinds 1969 samen met zijn zus en haar echtgenoot op hetzelfde adres. De echtgenoot overleed in 2017, de zus in 2019. Die zus had haar enige broer als erfgenaam benoemd. Bij de aangifte erfbelasting wilde de man de partnervrijstelling toepassen.

Bij Rechtbank Gelderland is in geschil of de man recht heeft op de partnervrijstelling. Meer specifiek is in geschil of het ontbreken van een notarieel samenlevingscontract in de weg staat aan het toepassen van de partnervrijstelling. Voor personen die tot het tijdstip van overlijden gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf jaren staan ingeschreven op hetzelfde woonadres in de basisregistratie personen, geldt ook dat zij kwalificeren als partner.

De rechtbank loopt de voorwaarden van art. 1a SW 1956 na. Er is geen sprake van een notarieel samenlevingscontract. Er mag ook niet met iemand anders aan de voorwaarden voor partnerschap worden voldaan. De onderhavige situatie wordt niet geregeld in art. 1a SW 1956. Dat brengt echter nog niet mee dat een ongehuwde de partner kan zijn van iemand die met een ander is gehuwd.

Van belang is volgens de rechtbank dat een gehuwde niet met een ongehuwde een notariële samenlevingsovereenkomst kan sluiten, er kan dus geen partnerschap ontstaan. Het ontbreken van een notarieel samenlevingscontract hoeft een partnerschap niet in de weg te staan. Van belang is dan dat de samenwonenden tot overlijden ten minste vijf jaar onafgebroken op hetzelfde adres staan ingeschreven. Omdat pas na het overlijden van de echtgenoot van zijn zus, de man een notariële samenlevingsovereenkomst met zijn zus kon aangaan, gaat pas vanaf dat moment de vijfjaarsperiode lopen. Aangezien er na het overlijden van de echtgenoot van de zus nog geen vijf jaar voorbij waren, kan de man de partnervrijstelling SW niet toepassen.

Wet: art. 1a SW 1956

Bron: Rechtbank Gelderland 8 juni 2021 (gepubliceerd 25 juni 2021), ECLI:NL:RBGEL:2021:2829, AWB 20/6291

Bron taxence, lees