Interne draagplicht, ja of nee


7 maart 2020 - Tijdens relaties gaan partners samen schulden aan. Hierdoor worden partners beiden hoofdelijk aansprakelijk voor de betreffende schuld. Het kan gaan om schulden voor een woning of schulden voor consumptieve doeleinden. Als de relatie door een scheiding tot een einde komt, kunnen partners andere verwachtingen hebben over wie de schuld na de ontbinding van de relatie moet dragen. Dat gaat derhalve niet over de hoofdelijke aansprakelijkheid jegens de geldverstrekker maar over de interne draagplicht.

Karin Kuiken: "Ja dus! Laat je bij aankoop, financiering en echtscheiding goed informeren over de fiscale consequenties. Het goedkeurende besluit van 30 januari 2018 van de Staatssecretaris van Financiën heeft meer gevolgen dan (soms) zijn te voorzien. Maak duidelijke afspraken en laat een draagplichtovereenkomst opmaken."

 
Op het moment dat een schuld tot een gemeenschap van goederen of een beperkte gemeenschap behoort, hebben beide deelgenoten na ontbinding van deze gemeenschap op basis van de hoofdregel een gelijk aandeel in deze schuld.[1] Bij zogenaamde eenvoudige gemeenschappen[2] is het vaststellen van de interne draagplicht voor de gezamenlijk aangegane schuld ingewikkelder. De interne draagplicht hangt af van wat partijen uitdrukkelijk of stilzwijgend intern met elkaar zijn overeengekomen, met inachtneming van de Haviltex-formule.[3] Met andere woorden, de vraag van wie de schuld is, wordt beantwoord door te kijken naar wat partners daarover zijn overeengekomen. Zijn zij niets overeengekomen dan wordt gekeken naar wat zij redelijkerwijs, afhankelijk van de omstandigheden, mochten verwachten.

Bij veel geldleningen wordt verzuimd een overeenkomst op te stellen over de interne draagplicht. Hierdoor komen cliënten in een juridisch grijs gebied terecht. Dit leidt in de scheidingspraktijk soms tot grote problemen. 

Een uitspraak van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch[4] heeft geleid tot ongewenste resultaten …

Deze uitspraak bevestigt de noodzaak van duidelijke afspraken op het moment dat er gezamenlijk schulden worden aangegaan. Hierdoor had deze langdurige juridische procedure voorkomen kunnen worden.

[1] Art. 1:100 BW
[2] Gemeenschap tussen samenwoners of gehuwden met huwelijkse voorwaarden zonder beperkte gemeenschap van woning (art. 3:166 BW)
[3] HR 8 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV9539
[4] Gebaseerd op Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 28 september 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:4157


Bron de ScheidingsDeskundige, lees

Geplaatst op: 02 mei 2020

Terug naar blog

© 2024 - Finance & More